1. Ik fiets hoffelijk.
2. Ik heb respect voor andere weggebruikers.
3. Ik volg de verkeersregels.
4. Ik respecteer de voorrangsregels.
5. Ik breng andere weggebruikers niet in gevaar.
6. Als ik andere fietsers, voetgangers, skeelers, joggers, dienstwagens van de waterwegbeheerder,… tegenkom, snij ik hen de weg niet af, maar wacht ik rustig tot ik voorbij kan.
7. Ik laat weten dat ik er aan kom door gebruik te maken van mijn fietsbel.
8. Ik kijk goed en ver voor me uit, zodat ik kan anticiperen op mogelijke hindernissen.
9. Ik houd me aan de maximale snelheid.
10. Ik pas mijn snelheid aan de omstandigheden aan.
11. Als getraind fietser vermijd ik zoveel mogelijk de tijdstippen waarop tragere weggebruikers op het jaagpad of fietspad onderweg zijn.
12. Ik vertraag en stop als dat nodig is voor de veiligheid van mezelf en van anderen.
13. Ik rijd niet in een al te grote groep om andere weggebruikers niet te storen.
14. Ik gebruik in groep nooit de volledige breedte van het jaagpad of fietspad, zodat er altijd voldoende ruimte overblijft voor andere weggebruikers. Met twee naast elkaar rijden is het uitgangspunt.
15. Ik neem de rechterkant van het jaagpad of fietspad, ook in de bochten.